Gimbrere Legal - Logo - Business Card

Internationale Kinderontvoering en verzet van de minderjarige

Internationale Kinderontvoering en verzet van de minderjarige

Verzet minderjarige artikel 13 lid 2 HKOV, de rol van de bijzondere curator en Raad voor de Kinderbescherming in HKOV/Kinderontvoeringsprocedures.

Ingevolge artikel 13 lid 2 van het Haags kinderontvoeringsverdrag kan de Rechtbank de terugkeer van het kind weigeren indien zij vaststelt dat het kind zich verzet tegen zijn terugkeer (naar het land van waaruit het kind door de “ontvoerende” ouder is overgebracht naar Nederland) en de leeftijd en mate van rijpheid heeft bereikt die rechtvaardigt dat met zijn mening rekening wordt gehouden.

De afgelopen jaren lag de lat hoog om dit verzet bij de minderjarige te kunnen aantonen. Bij jonge kinderen tot 12 jaar werd verzet bij zeer hoge uitzondering gehonoreerd. Zelfs bij kinderen van 12 jaar was het aannemelijk maken van verzet een grote uitdaging. In veel zaken werd dan in rechte veelal gerefereerd aan een gesteld loyaliteitsconflict bij de minderjarige ten gevolge waarvan het verzet werd afgewezen.

Naar mijn mening is in de jurisprudentie het laatste halfjaar een trend zichtbaar waarin het verzet van de minderjarige sneller wordt aangenomen. Ook lijkt de trend te zijn dat verzet bij jongere minderjarige kinderen eerder wordt gehonoreerd.

De vraag die hierbij gesteld kan worden is wat hiervan de reden kan zijn. Ik heb veel uitspraken bestudeerd en ervaar ook in eigen zaken de hiervoor beschreven trend. Het beeld dat ik heb is dat met name de rol van de bijzondere curator in rechte belangrijker is geworden. Immers in teruggeleidings procedures wordt standaard vanaf 3 jaar een bijzonder curator door de Rechtbank aangesteld. De bijzondere curator dient dan op verzoek van de rechter een kindgesprek te voeren met de minderjarige en ook een aantal vragen van de Rechtbank te beantwoorden.

Deze door de bijzondere curator te beantwoorden vragen betreffen onder meer: wat geeft de minderjarige zelf aan over een verblijf in het land van herkomst en Nederland, in hoeverre kan de minderjarige zich vrij uiten, in hoeverre kan de minderjarige de gevolgen van het verblijf in het land van herkomst of Nederland overzien en zijn er nog bijzonderheden naar voren gekomen die van belang zijn voor de door de rechtbank te nemen beslissing.

Uit een aantal recente beschikkingen van de Rechtbank en het Gerechtshof leid ik af dat in rechte steeds meer de bevindingen van de bijzondere curator worden benoemd om te motiveren dat het verzet van de minderjarige gegrond is. Ook als het gaat om jonge minderjarigen. In rechte wordt dan overwogen dat de Rechtbank bij gegrond verzet wordt gesteund door het feit dat de uitlatingen van de minderjarige in lijn zijn met de gesprekken met de bijzondere curator en ook dat de rapportage van de bijzondere curator de indruk van de Rechtbank bevestigen.

Als in rechte dan verzet van de minderjarige wordt gehonoreerd valt op dat de Rechtbank dit dan baseert op de navolgende overwegingen:  dat de minderjarige de vragen van de Rechtbank goed heeft begrepen en weloverwogen heeft beantwoord, de antwoorden van de minderjarige consistent zijn, dat de Rechtbank in haar oordeel wordt gesteund door het feit dat de uitlatingen van de minderjarige in lijn zijn met zijn gesprekken met de bijzondere curator en dat de rapportage van de bijzondere curator de indruk van de rechtbank bevestigen.

Voor mijn bevindingen vind ik aansluiting in de navolgende zaken.

Rechtbank Den Haag d.d. 1 februari 2022. In deze beslissing heeft de Rechtbank het verzet van een meisje van 11 jaar gehonoreerd. De Rechtbank motiveert het gegrond verzet dat de minderjarige duidelijk en consistent is in haar verklaring, de Rechtbank de bijzondere curator volgt in haar mening dat de minderjarigen zich vrij kunnen uiten in een leeftijdsadequate mate van rijpheid en dat gelet op de wijze van de verklaringen en de daarbij aanwezig emoties niet alleen zijn ingegeven door moeder. In deze zaak is ook de teruggeleiding van een jongen van 10 jaar afgewezen op grond van een aangenomen ondraaglijke toestand.

Gerechtshof Den Haag d.d. 22 maart 2022. Hoewel de Rechtbank in eerste aanleg het verzet van de minderjarige van 10 jaar niet honoreren komt het Gerechtshof in hoger beroep wel tot gegrond verzet. Het Gerechtshof komt tot deze conclusie op basis van de verslagen van de bijzondere curator in het kindgesprek. Opmerkelijk dat het Gerechtshof hierbij refereert aan een passage in het verslag  van  de  bijzondere curator op grond waarvan het verzet ook is aangenomen.

Gerechtshof Den Haag d.d. 10 februari 2022. In deze zaak is een eerdere beslissing van de rechtbank Den Haag strekkende tot teruggeleiding vernietigd en is de teruggeleiding alsnog afgewezen. Het ging hierbij  om een jongen van 11 jaar die volgens het Hof zichtbaar leidt onder de angsten van een mogelijke terugkeer die hij bij de bijzondere curator alsook tijdens het kindgesprek heeft laten zien. Aan het begrip verzet van de minderjarige wordt in deze uitspraak niet gerefereerd maar wel dat een terugkeer van deze jongen van 11 jaar leidt tot een ondraaglijke toestand.

Rechtbank Den Haag d.d. 7 april 2022. In deze recente procedure is het teruggeleiding van een jongen van 12 jaar afgewezen. De reden hiervoor was dat de rechtbank overweegt dat de minderjarige de vragen die zijn gesteld door de rechtbank goed heeft begrepen en weloverwogen heeft geantwoord, de antwoorden en de verklaring van de minderjarigen naar het oordeel van de rechtbank consistent en gedetailleerd zijn en dat de Rechtbank in het oordeel wordt gesteund door het feit dat zijn uitlatingen in lijn zijn met de gesprekken met de bijzondere curator en haar rapportage.

Ik meen dat in elk geval de conclusie dient te worden getrokken dat het kindgesprek en de verslagen van de bijzondere curator, de aanwezigheid van de bijzondere curator ter zitting en toelichting van de bijzondere curator op de verslagen, steeds meer het verschil maken bij de afdoening van de zaak door de Rechtbank of het Gerechtshof.  De vraag is of dit wenselijk is. Uiteraard beslist de rechtbank en het Gerechtshof op basis van alle stukken die zijn ingebracht en niet louter en alleen op de rapportage van de bijzondere curator. Desondanks kan ik mij niet aan de indruk onttrekken dat de rol van de bijzondere curator in teruggeleidingsprocedures aan gewicht is toegenomen. Dat geldt naar mijn mening ook voor het advies van de Raad voor de Kinderbescherming tijdens de zittingen bij de Rechtbank en het Gerechtshof.

Naast het refereren aan de bevindingen van de bijzondere curator lees ik ook steeds vaker dat de rechter bij de beslissing meeneemt de toelichting van de Raad voor de Kinderbescherming over de situatie van de minderjarige bij terugkeer in het land van herkomst. In rechte wordt dan veel betekenis toegekend aan de mededelingen van de Raad over de toekomstige situatie van de minderjarige bij terugkeer naar het land van herkomst. Als volgens de Raad van Kinderbescherming sprake zal zijn van een “soft landing” van de minderjarige bij terugkeer  kan dat doorslaggevend zijn bij de beslissing van de rechtbank of het Gerechtshof. Zelf sta ik hier als advocaat gereserveerd tegenover. In de praktijk maak ik immers mee dat de gestelde zachte landing van de minderjarige in het land van herkomst een keiharde landing kan zijn. Het is naar mijn mening dan ook een uitdaging om de rechter dit gemotiveerd voor te houden aan de hand van praktijkvoorbeelden.

Mr Jack Schoenmakers – Gimbrere Advocaten – specialist Internationale Kinderontvoering.

Call Now