Heeft u deze heerlijke en traditionele snoepjes uit Den Haag al eens geprobeerd? Lees dit volledige verhaal over het begin van Haagse Hopjes! We wedden dat je ze op elke receptie of lokale plekken in de stad hebt gezien!
We gaan het hebben over Baron Hendrik Hop, de man achter deze beroemde koffiebonbon. De geschiedenis van het Haagse hopje begint in de 18e eeuw, aan het Lange Voorhout 92 in Den Haag. Daar werd het snoep bij toeval ontdekt. Baron Hendrik Hop, diplomaat en tevens een groot liefhebber van koffie, liet op een avond een half kopje koffie met veel room en suiker op het fornuis staan. Zo gaat het verhaal. De volgende ochtend was de koffie veranderd in een harde klomp. De Baron proefde de overgebleven koffie en ontdekte dat die erg lekker was.
Toevallig woonde Baron Hop vlakbij en later boven de beroemde banketbakkerij van Van Haaren. De baron vroeg Theodorus van Haaren om snoepjes te maken op basis van koffie, room en suiker. Zo gezegd, zo gedaan. Van Haaren ging ermee aan de slag en creëerde een recept voor ‘Swarte Oostervogtbokken’. Vierkante, harde snoepjes gemaakt van koffie en veel suiker en melk. Later werden ze de brokken of bonbons van Baron Hop. Als diplomaat kwam Baron Hop in de hogere kringen van Europa, tussen koninklijke huizen en de welgestelden. Hij gaf hen deze “Hopjes” als geschenk tijdens zijn reizen. Het snoepje werd snel populair bij vorsten, diplomaten en edelen.
De zoete 18e eeuw
Het Hopje werd steeds populairder en veel bakkers gingen zelf Haagse Hopjes maken. Wat waarschijnlijk bijdroeg aan de populariteit was dat suiker en koffie voor steeds meer mensen toegankelijk werden. In de achttiende eeuw werd er veel suiker gegeten. Borstplaat was populair, evenals snoepjes van ingekookte, gedroogde en gezoete vruchten. De gebruikte suiker was rietsuiker en kwam van de plantages in het Caribisch gebied. Dus dat was niet voor iedereen weggelegd. Maar in de negentiende eeuw werd suiker uit suikerbieten ontdekt. Hierdoor werden zoetigheden niet alleen iets van de elite, maar ook toegankelijk voor de middenklasse en de arbeidersklasse.
Hop oorlog
In de negentiende eeuw waren er ongeveer zestig hopproducenten. Met die populariteit kwam ook de controverse. De eerste banketbakker was Van Haaren. Pieter Nieuwerkerk, de schoonzoon van Van Haaren, nam het bedrijf in de loop der jaren over van zijn schoonvader. De bakkerij heeft goud gevonden met de uitvinding van de hop. Maar omdat het product niet wettelijk beschermd kon worden, verschenen er al snel kapers op de kust. Er brak een ware hinkeloorlog uit, met talloze rechtszaken tot gevolg. J.P. Rademaker, een van Nieuwerkerks grootste concurrenten, begon de hop in een fabriek te produceren en pakte de marketing slim aan. Hij besloot de snoepjes in papieren wikkels te wikkelen. De consument kreeg dus duidelijk te horen dat hij te maken had met “de enige echte Haagsche hopjes”. Uiteindelijk ging het bedrijf Nieuwerkerk ten onder aan verschillende omstandigheden, zoals de economische crisis en de oorlog. Rademaker nam de productie over. In 1989 besloot de Reclame Code Commissie dat geen enkele hop meer de “enige echte” mocht worden genoemd,
Initiatiefnemer: Jan van der Laan
Rademaker kwam in 1999 in handen van Leaf, het moederbedrijf van Venco en Red Band, en de productie ging via Breda en Etten-Leur naar Sneek. Leaf fuseerde vervolgens met Cloetta in Zweden, dat de productie verplaatste naar Cremona in Italië. Jaarlijks worden er gemiddeld een kleine veertig miljoen Hopjes gemaakt. “Dat moet terug naar Den Haag”, vond initiatiefnemer Jan van der Laan, voormalig makelaar en politieagent. Hij startte de Haagsche Hopjesfabriek, een initiatief om “dit culturele en industriële erfgoed terug te brengen naar Den Haag.” Dat is niet gemakkelijk.Je bouwt niet zomaar een hopfabriek vanaf de grond op….” Dus begon hij zijn eigen Haagse blikje te ontwerpen en vond hij een fabrikant in België die Hopjes voor hem kon maken. Zijn Hopjes zijn te vinden bij de bakkerij van zijn zwagers Hans en Frans Hessing en bij de VVV-kantoren. Maar daar houdt Van der Laan’s ambitie niet op. Hij wil graag weer een Hopjesmuseum in de Hofstad. Het was er al eerder, maar moest in 1998 zijn deuren sluiten. “Het gaat niet eens over het snoepgoed zelf, er zit zoveel meer achter. De strijd tussen de fabrikanten, de geschiedenis van de familie Hop, die anderhalve eeuw lang diplomatiek actief was. Het is echt een stukje erfgoed. Van der Laan zou ook graag een standbeeld van de baron op het Lange Voorhout zien. “Laat hem een vertegenwoordiger van Den Haag zijn!”